NAZGUL
Nazgûl
Het Rode boek (Het
Rode Boek werd geschreven door Bilbo Baggins en zijn erfgenaam Frodo, om
uiteindelijk definitief te worden afgerond door Samwise Gamgee) geeft een
volledig overzicht van hun geschiedenis. De Nazgûl of Ringgeesten waren ooit
negen mensen,grote, trotse koningen, vorsten in hun eigen tijd. Juist die trots
leidde evenwel tot hun ondergang, want Sauron verleidde hen met beloften van
macht en onsterfelijkheid. De enige Nazgul waar de naam van bekend zijn: de
Tovenaar-Koning van Angmar en Khamul en Morgomir in Rise of the Witch-King. De
geschiedenis van de Nazgûl begon met het smeden van de Ringen van Macht door
Celebrimbor.
![]() |
Sauron vermomd de Elf Annatar |
Deze Ringen
waren machtige magische voorwerpen die de drager een ongelooflijke macht
verleende. Zestien maakte hij er, negen voor de Mensen, zeven voor de Dwergen
en drie in het geheim voor de Elfen. Hoewel deze Ringen waren gesmeed door
Celebrimbor, een Elfensmid deed hij dit met de verstrekte kennis van Sauron.
Sauron was in die tijd vermomd als een machtige Elfenheer, genaamd Annatar. Via
deze Ringen wilde Sauron de heren en koningen van Midden-Aarde in zijn macht
krijgen, want Sauron had ze verraden. Zelf maakte hij de Ene Ring om over alle
andere te heersen. Met deze Ring kon hij de andere Ringdragers zo kapotmaken en
vervloeken totdat ze in zielloze geesten veranderde die als enige doel hadden
om hem te dienen. Alleen bij de Mensen lukte dit, want de Dwergen waren te
koppig en Sauron had geen macht over de Elvenringen. Van de Mensen maakte hij
zijn meest gevaalijke dienaars, De Nazgûl de Ringgeesten.
Slavernij werd
hun deel, want zodra ze de Ring van Macht aan hun vinger schoven, begon deze
geleidelijk hun lichaam zowel als hun geest leeg te zuigen zoals een vampier
het bloed van zijn slachtoffers drinkt - een langzame dood die zich zo lang als
Sauron leefde, zou voortslepen. De Nazgûl of Ringgeesten waren Saurons grootste
dienaren. Gewone wapens konden hen niet deren en geen man kon hen doden. Als
producten van duistere magie zouden ze hun slachtoffers doen verstijven van
angst en vervolgens blootstellen aan de Zwarte Adem, een dodelijke ziekte die
men opdeed als men te lang in het gezicht van de gevreesde schimmen keek of ze
aanraakte.
Toch waren ze
niet overwinnelijk, en ze waren bang voor vuur. Misschien boezemde dit deze
geesten van de duisternis zo’n grote afschuw in omdat het een symbool was van
de onvergankelijke vlam, van de geest die zich binnen de krachten van het licht
bewoog. Aragorn moet genoeg van hen geweten te hebben om ze met gebruikmaking
van deze kennis terug te drijven op Amon Sûl (Weertop), waar ze probeerden de
Ringdrager Frodo, te grijpen.
Tijdens de Oorlog om de Ring liet Sauron zijn Nazgûl op zijn jacht naar de Ene Ring heel Midden-Aarde afspeuren, verscheidene malen bijna met succes. Toch grepen ze mis in de Shire, werden ze teruggeslagen op Weertop en uit het zadel gesleurd in de Voorde van de Bruinen. Bij die laatste gelegenheid werden hun schimmige vormen weggevaagd en moesten ze langzaam hun weg terug naar Mordor zien te vinden. Daar kregen ze echter nog machtiger en angstaanjagender rijdieren de ‘Fell Beasts’om de bevelen van hun meester mee uit te voeren. Deze woeste beesten, deze oeroude creaturen waren snelle, onvermoeibare vliegers en dodelijke tegenstanders voor de mensen van Gondor. Ze doken uit de lucht op infanterie of cavalerie neer om de mannen te grijpen en te verscheuren. Tijdens het beleg van Gondor bestreden ze de verdedigers van de Witte Stad door ze van de borstweringen te trekken en in de diepte te gooien, terwijl de Nazgûl als hun beesten ondanks de vele pijlen die op hen werden afgeschoten, onkwetsbaar bleken. Toen Aragorn zijn leger naar de Zwarte Poort leidde, waren de Nazgûl aanvankelijk onderdeel van het leger dat hen daar aanviel, maar Sauron beval hen naar Doemberg te vliegen toen hij zich bewust werd van wat daar te gebeuren stond. Ondanks hun enorme snelheid waren ze evenwel te laat en kwamen ze om in het inferno dat volgde op de vernietiging van hun meester.
De Tovenaar - koning van Angmar (Engels:
the Witch-king of Angmar), ook wel de Heer van de
Nazgûl (the Lord of the Nazgûl)
In
de Tweede Era was hij een van de koningen der mensen die
van Sauron een van de Negen Ringen aanvaardde. Net als de
andere acht ringdragers verkreeg hij in zijn tijd grote roem en rijkdom en
scheen hij het eeuwig leven te hebben. Maar de dragers van de Negen Ringen
werden gecorrumpeerd door Sauron en één voor één vervaagden zij en traden het
rijk van schaduwen binnen, zij werden de Nazgûl, Ringgeesten, de trouwste
en meest verschrikkelijke dienaren van Sauron. De Heer van de Nazgûl was de
rechterhand van Sauron, de verschrikkelijkste van de negen en hun leider.
Rond het jaar
2251 van de Tweede Era verschenen de Nazgûl voor de eerste keer. Gedurende 1200
jaar waren de Ringgeesten de trouwste dienaren van Sauron. In de oorlog
tegen Het Laatste Bondgenootschap, die duurde van 3434 tot 3441, vochten
de Heer van de Nazgûl en de andere Nazgûl mee. Maar Sauron werd verslagen
door Isildur en de Ringgeesten verborgen zich in de schaduwen,
wachtend op de terugkeer van hun meester.
Koning van Angmar
Omstreeks 1050
van de Derde Era viel er een donkere schaduw over het Grote Groenewoud in
het noord-oosten van Midden-Aarde, de Noordmannen begonnen het
bos het Demsterwold te noemen. Ongeveer 50 jaar later ontdekten
de Wijzen, de Istari en de hoogste Eldar, dat een boze macht de
vesting Dol Guldur had gebouwd in het zuiden van het Demsterwold, zij
vermoedden dat het een van de Nazgûl was. Het was echter Sauron zelf die was
teruggekeerd. Saurons kracht bleef groeien, rond 1300 begonnen boze wezens zich
weer te vermenigvuldigen en rond deze tijd verschenen ook de Ringgeesten weer.
De Heer van de Nazgûl kwam naar het gebied ten noordwesten
van Arnor en stichtte daar het Betoverde
Rijk Angmar waarmee hij de titel Tovenaar-koning van Angmar verkreeg.
De hobbits vluchtten vervolgens naar het westen richting Breeg.
In 1409 viel de
Tovenaar - Koning Arnor binnen en versloeg twee van de drie verdeelde
koninkrijken van Arnor (Arthedain, Rhudaur, en Cardolan). Het laatste rijk dat
nu nog weerstand bood was Arthedain. Vele jaren voerde de Tovenaar - Koning
oorlog tegen Arthedain. In 1636 stuurde hij grafgeesten naar
de Tyrn Gorthad, de grafheuvels, om te voorkomen dat het koninkrijk
Cardolan opnieuw op zou bloeien.
Na vele jaren
oorlog viel in 1974 het Noordelijke Koninkrijk, Arthedain werd onder de voet
gelopen door de Tovenaar - Koning en de hoofdstad Fornost werd
ingenomen. De overwinning van de Tovenaar - koning was echter van korte duur, een
jaar later ging een Gondoriaanse legermacht onder leiding van Eärnur aan
land bij de havens van Mithlond, de Grijze Havens. Samen met de elfen
van Lindon en de resterende Dúnedain trokken zij ten
strijde tegen Angmar. De confrontatie met de Tovenaar - Koning vond niet plaats
in Fornost maar daar ten westen van, bij het Avondschemermeer waar
vroeger eens de trotse stad Annúminas had gestaan, de slag werd
niettemin de Slag van Fornost genoemd. In het heetst van de strijd
kwamen de Elfen uit Rivendel onder leiding van Glorfindel te
hulp. De Tovenaar - Koning werd verslagen en Eärnur achtervolgde hem tot aan
de Reuzenheide ten westen van de Nevelbergen. Eärnur wilde zijn
achtervolging voort zetten maar Glorfindel hield hem tegen en deed zijn alom
bekende voorspelling:
“Zijn noodlot ligt nog veraf en hij zal
niet vallen door de handen van een man.”
Heer van Minas Morgul
Na vele jaren
kwam de profetie van Glorfindel dan uit, want de Tovenaar-koning was niet gedood
door een man, maar door een vrouw genaamd Eowyn en een Hobbit Merijn.
![]() |
Glorfindel
Elfenvorst en Heer van het Huis van de
Gouden Bloem in Gondolin, redde Frodo van de ringgeesten door hem naar Rivendel
te brengen.Glorfindel was ook Kapitein van Turgon.
|
Heer van Minas Morgul
In 1980 kwam de
Tovenaar-koning naar Mordor en verzamelde daar de andere Ringgeesten.
Nog steeds vervuld van wrok leidde hij in 2000 de Nazgûl tijdens de belegering
van Minas Ithil. Na de val van Minas Ithil in 2002 hernoemde hij de
stad Minas Morgul, de Toren van Tovenarij. Minas Morgul werd de nieuwe
vesting van de Tovenaar - Koning, hij was nu de Heer van Minas Morgul. In 2043 volgde
de oude vijand van de Tovenaar - Koning, Eärnur, zijn vader Eärnil
II op als koning van Gondor. De Tovenaar-koning daagde Eärnur uit voor een
gevecht, maar Eärnur weigerde. Na zeven jaar, in 2050, herhaalde de Heer van
Morgul zijn uitdaging, en deze keer accepteerde Eärnur hem. Eärnur reed
vanaf Minas Tirith naar Minas Morgul en betrad de vesting voor de
confrontatie. Hij werd nooit meer weergezien. Eärnur had geen troonopvolger en
was de laatste koning van Gondor, de heerschappij van Gondor werd overgenomen
door de Stadhouder Mardil Voronwë. Volgens enkele bronnen zou de Mond van Sauron Eärnur zijn. Maar dat is niet bevestigd.
Twaalf jaar later had de Heer van Minas Morgul zijn zinnen gezet op Osgiliath, hij belegerde de hoofdstad van Gondor met Orks en Haradrim. Osgiliath, dat al in verval was geraakt na de pest in 1636, werd verwoest en de troepen van Gondor vernietigden de brug over de Anduin die beide delen van Osgiliath met elkaar verbond, om zo de vijandlijke opmars te stoppen. Hierbij ging ook de palantír van Osgiliath verloren.
Twaalf jaar later had de Heer van Minas Morgul zijn zinnen gezet op Osgiliath, hij belegerde de hoofdstad van Gondor met Orks en Haradrim. Osgiliath, dat al in verval was geraakt na de pest in 1636, werd verwoest en de troepen van Gondor vernietigden de brug over de Anduin die beide delen van Osgiliath met elkaar verbond, om zo de vijandlijke opmars te stoppen. Hierbij ging ook de palantír van Osgiliath verloren.
In 2941 werd
Sauron verjaagd uit Dol Guldur en keerde hij terug naar Mordor waar hij begon
met de voorbereidingen voor zijn zoektocht naar de Ene Ring. In 3018 werd Gollem gevangengenomen in Mordor waar hij werd gemarteld en
verhoord. Tussen het krijsen van Gollem door konden de woorden
Shire en Baggins worden gehoord. Sauron stuurde de
Tovenaar-Koning en de andere Nazgûl naar de Gouw om de Ring te
zoeken.
Oorlog van de Ring
De Tovenaar- Koning
had echter vrijwel geen idee waar de Gouw zich zou kunnen bevinden en hij en de
andere Nazgûl trokken eerst naar het dal van de Anduin waar Gollem - immers ook
een Hobbit- eens had gewoond. Dit gaf de Reisgenoten extra tijd. Uiteindelijk
trok hij met zijn Nazgûl naar Isengard om Saruman inlichtingen te vragen omdat
hij het verder ook niet wist. Saruman had inmiddels Gandalf gevangengenomen,
wat hij verzweeg, en Saruman stuurde hem op een dwaalspoor (volgens een andere
versie wees hij wel de goede weg in de (onjuiste) verwachting dat de Nazgûl
zich niet zo dicht bij het Elfenland durfden wagen). Uiteindelijk stuitten de
Nazgûl op een Donkerlandse agent van Saruman die op de terugweg van de Gouw
was. Door een Schaduw van Angst over hem te leggen kwam de Tovenaar-Koning
achter de (exacte) locatie van de Shire. De Tovenaar - Koning kwam er hierdoor
ook achter dat Saruman een verrader was, maar het vinden van de Ene Ring was
belangrijker.
Klik op de
video om de Nazgûl zijn afgrijselijke schreeuw te horen
In hun
zoektocht naar ene Baggins in de Shire kwam een Nazgûl op 22
september 3018 in Hobbitstee, de woonplaats van Frodo Baggins, de drager
van de Ene Ring. Een Hobbit daar, de oude Gabber verwees hem door
naar Bokland, de Nazgûl overvielen Bokland maar konden de Ring niet
vinden. De Tovenaar - Koning ging vervolgens op 3 oktober met vier andere
Nazgûl naar Amon Sûl, de Weertop. Daar troffen zij de 4 hobbits aan die
begeleid werden door Aragorn. Hoewel Aragorn de vijf Ringgeesten succesvol
verjoeg raakte Frodo gewond door de steek van een Morgul-zwaard, toegedeeld
door de Tovenaar - Koning zelf.
Elrond, Meester
van Rivendel, had verschillende Elfen de opdracht gegeven de Hobbits en
Aragorn te zoeken en vervolgens te begeleiden naar Rivendel. Op 18 oktober werd
het gezelschap gevonden door de Elf Glorfindel die hen verder naar Rivendel
begeleidde.(In de filmversie is het Arwen) Onderweg werden zij op 20 oktober
echter ingehaald door de Nazgûl. Op Asfaloth, het paard van Glorfindel, reed
Frodo naar de overkant van de Bruinen en lokte hij de Tovenaar - Koning
de Voorde van de Bruinen in. De Nazgûl werden nu meegesleurd door een kolkende
watermassa die Gandalf en Elrond hadden veroorzaakt.
Oude Gabber
wijst in doodsangst de Nazgûl door naar Bokland
Omdat de Negen
hun paarden nu verloren hadden kregen zij nieuwe beesten om op te rijden:
[…] het was een gevleugeld schepsel: zo
het een vogel was, was het groter dan enige andere vogel, en het was naakt en
droeg pen noch veer, en zijn grote vleugelpoten waren als leerachtige vliezen
tussen hoornachtige vingers, en hij stonk. Misschien was het een schepsel uit
een oudere wereld […] - In de Ban van de Ring, boek V, hoofdstuk VI
Sauron liet de
Nazgûl weer verder zoeken naar de Ring, behalve de Tovenaar - Koning, die ging
terug naar Minas Morgul om het leger van Sauron te leiden. Hij begon met het
voortzetten van de aanvallen op Osgiliath dat werd verdedigd
door Faramir. Op 13 maart 3019 werd Osgiliath veroverd door Orks onder de
leiding van Gothmog, de luitenant van Minas Morgul. Faramir wordt
gedwongen terug te trekken naar Minas Tirith, tijdens zijn aftocht
achtervolgd door de Nazgûl op hun vliegende beesten. Zijn compagnie leed grote
verliezen en Faramir zelf kwam zwaargewond aan in Minas Tirith.
De volgende dag
marcheerde een leger van meer dan 200.000 Orks, Haradrim en Oosterlingen onder
leiding van de Tovenaar - Koning, die sterker dan ooit was, naar Minas Tirith.
De Slag van Pelennor was begonnen, de volgende dag werd de eerste
poort van Minas Tirith doorbroken door de stormram Grond en de
Tovenaar - Koning reed de stad binnen. Hij werd echter uitgedaagd door Gandalf,
maar voordat de Tovenaar -Koning kon aanvallen klonken de hoorns van
de Rohirrim uit het noorden onder leiding van koning Théoden, 6000
man sterk. De Tovenaar - Koning was gedwongen eerst dit nieuwe gevaar het hoofd
te bieden en vloog weg om de koning en zijn lijfwachten aan te vallen. De
paarden van de Rohirrim raakten in paniek en steigerden door de dreigende
Tovenaar -Koning op zijn ros. Sneeuwmaan, het paard van koning Théoden, werd
geraakt door een zwarte pijl en viel op zijn meester.
De macht van de
Tovenaar - Koning moet enorm zijn geweest, misschien omdat Sauron langzaam
begon te verzwakken toen de Ring de plaats van zijn oorsprong naderde.
Toen de
Tovenaar - Koning richting Théoden vloog werd zijn weg geblokkeerd
door Éowyn, verkleed als Dernhelm, en de Hobbit Merijn.
Éowyn: ‘Ga weg, smerige dwimorlaik, heer
van krengen! Laat de doden met rust.’
Tovenaar-koning: ‘Kom niet tussen de Nazgûl
en zijn prooi. Of hij zal je op zijn beurt doden. Hij zal je weg dragen naar de
huizen van jammer, voorbij alle duisternis waar het vlees zal worden verslonden
en je verschrompelde geest naakt voor het Oog zonder Lid zal komen te staan.’
Éowyn: ‘Doe wat ge wilt, maar ik zal het
verhinderen, als ik kan.’
Tovenaar - Koning: ‘Verhinderen, mij?
Jij dwaas. Geen levende man zal mij weerstreven.’
Éowyn: ‘Maar ik ben geen levende man. Ge
ziet hier een vrouw. Éowyn ben ik, Éomunds dochter. Gij staat tussen mij en
mijn heer en verwanten. Ga weg als je niet onsterfelijk bent. Want levend of
donker ondood, ik zal je vernietigen als je hem aanraakt.’
- In de Ban van de Ring, boek V, hoofdstuk VI
- In de Ban van de Ring, boek V, hoofdstuk VI
Éowyn slachtte
het verschrikkelijke beest van de Tovenaar - Koning met één welgerichte slag.
De Tovenaar - Koning viel vervolgens vervuld van woede Éowyn aan en
verbrijzelde haar schild en brak haar arm. Net toen hij op het punt stond het
leven van Éowyn te beëindigen doorboorde Merijn met zijn zwaard de knieholte
van de Tovenaar - Koning. Éowyn greep vervolgens haar kans en doorboorde met
haar zwaard het hoofd van de Tovenaar - Koning.
Na vele jaren
was de profetie van Glorfindel dan toch uitgekomen, want de Tovenaar - Koning
was niet gedood door een man, maar door een vrouw en een Hobbit. Het sneuvelen
van de aanvoerder van het leger van Mordor was van essentieel belang voor het
verdere verloop van de Slag van de Pelennor, die uiteindelijk leidde tot de
overwinning van Gondor en de vernietiging van de Ene Ring.
Reacties
Een reactie posten